
Jurisprudentie
BE9092
Datum uitspraak2008-08-22
Datum gepubliceerd2008-08-26
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/487 WAZ + 06/537 WAZ
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-26
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/487 WAZ + 06/537 WAZ
Statusgepubliceerd
Indicatie
Weigering WAZ-uitkering. Psychische klachten niet vermeld bij aanmeldingsformulier en onderzoek. Sprake van duurzaam benutbare mogelijkheden. Beperkingen voldoende verwoord in FML. Opleidingseis. Maatmaninkomen. Nadere motivering in hoger beroep.
Uitspraak
06/487 WAZ
06/537 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op de hoger beroepen van:
1. [Betrokkene] (hierna: betrokkene), en
2. de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 16 december 2005, 05/1265 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen:
betrokkene
en
het Uwv.
Datum uitspraak: 22 augustus 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens betrokkene heeft H.J.A. Aerts, werkzaam bij Delescen en Scheers advocaten te Roermond, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft eveneens hoger beroep ingesteld.
Beide partijen hebben een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting in beide zaken heeft gevoegd plaatsgevonden op 14 december 2007. Na afloop van de zitting heeft de Raad besloten het onderzoek te heropenen om het Uwv in de gelegenheid te stellen te reageren op hetgeen door betrokkene naar voren is gebracht.
Het Uwv heeft bij brieven van 12 maart 2008 en 16 april 2008 gereageerd en een rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige van 5 maart 2008 overgelegd.
Namens betrokkene is gereageerd bij brief van 27 maart 2008.
Voorts is namens haar bij schrijven van 9 juni 2008 een Voortgangsrapportage 12 maanden en eindrapportage van Salto Depiro B.V. van 2 juni 2008 overgelegd.
Het tweede onderzoek ter zitting in beide zaken heeft plaatsgevonden op 11 juli 2008. Betrokkene is, zoals zij tevoren heeft bericht, niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. E.J.S. van Daatselaar.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het besluit van het Uwv van 11 mei 2005 (bestreden besluit), inhoudende dat zij per 1 april 2003 geen recht heeft op een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsuitkering zelfstandigen (WAZ), gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar van betrokkene te nemen. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat zij geen aanknopingspunten heeft kunnen vinden op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat het Uwv de medische beperkingen van betrokkene niet juist zou hebben vastgesteld. De rechtbank is voorts van oordeel dat de onderhavige schatting wat betreft de arbeidskundige component een deugdelijke toelichting en motivering ontbeert omdat niet alle signaleringen bij de geduide functies zijn toegelicht.
2. In hoger beroep heeft betrokkene aangevoerd dat zij geen duurzaam benutbare mogelijkheden heeft om te werken. Voorts is zij van mening dat haar maatmaninkomen onjuist is vastgesteld, omdat zij in de referteperiode 24 uur per week heeft gewerkt.
Ter ondersteuning van haar standpunt heeft zij een rapport van A.M.A. Groot, psychiater te Geleen, van 5 november 2007 overgelegd.
3. Het Uwv kan zich niet verenigen met het oordeel van de rechtbank over de arbeidskundige kant van de zaak.
4.1. Met betrekking tot het hoger beroep van betrokkene overweegt de Raad als volgt.
4.2. Hetgeen betrokkene in hoger beroep heeft aangevoerd bevat, in vergelijking met haar stellingname in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de psychische klachten overweegt de Raad allereerst dat betrokkene daarvan geen melding heeft gemaakt op het aanvraagformulier, en evenmin tijdens het onderzoek bij de verzekeringsarts op 2 februari 2004. Ten tijde van de datum in geding, 31 maart 2003, was zij niet in behandeling voor psychische klachten en evenmin gebruikte zij medicatie voor dergelijke klachten. Voorts is geen informatie van de behandelende sector voorhanden, waaruit blijkt van psychische klachten. Het rapport van psychiater Groot leidt de Raad niet tot een ander oordeel nu niet duidelijk is waarop de conclusie in dit rapport ten aanzien van de datum in geding is gebaseerd. De Raad acht door middel van de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 19 november 2007 voldoende toegelicht dat bij betrokkene sprake is van duurzaam benutbare mogelijkheden en dat haar beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst voldoende zijn verwoord. De door betrokkene overgelegde rapportage van Salto Depiro B.V. in het kader van haar re-integratietraject leidt evenmin tot een andere conclusie, reeds omdat deze rapportage geen betrekking heeft op de voor dit geding relevante datum.
4.3. De stelling van betrokkene dat de functies verkoper groothandel en telefonist/ receptionist niet geduid kunnen worden in verband met de eis van een (K)MBO-diploma slaagt evenmin. Naar vaste jurisprudentie van de Raad, zoals neergelegd in onder andere zijn uitspraak van 10 maart 2006, LJN AV5467, kan een functie waarvoor een diploma-eis wordt gesteld niet aan een verzekerde worden opgedragen indien die verzekerde niet beschikt over het vereiste (of een daarmee tenminste gelijk te stellen) diploma. Uit de informatie van de bezwaararbeidsdeskundige in zijn rapportage van 5 maart 2008 blijkt dat een HAVO-diploma, waarover betrokkene beschikt, kan worden gelijk gesteld met een MBO-diploma en dat een KMBO-diploma een lager opleidsingsniveau heeft dan een HAVO-diploma. De functies zijn dus geschikt voor betrokkene.
4.4. Betrokkene heeft aangevoerd dat haar maatmaninkomen niet juist is berekend. Zij is van mening dat zij in de kalenderjaren 1999 tot en met 2001 gemiddeld 23,79 uren per week heeft gewerkt. Zij heeft ter zake een berekening van Accountantskantoor Handels BV van 3 juni 2005 overgelegd. De Raad deelt dit standpunt van betrokkene niet. In de berekening van Accountantskantoor Handels BV wordt enkel uitgegaan van het aantal rijschooluren. Daarbij wordt echter uit het oog verloren dat naast de rijlesuren ook andere werkzaamheden werden gedaan zoals onder andere lesafspraken maken, theorielessen voorbereiden en geven en administratie verzorgen. De bezwaararbeidsdeskundige heeft in zijn rapportage van 31 augustus 2005 daarmee terecht rekening gehouden. De Raad acht de urenberekening in die rapportage niet onjuist.
5.1. Met betrekking tot het hoger beroep van het Uwv overweegt de Raad het volgende.
5.2. Met verwijzing naar ‘s-Raads uitspraak van 12 oktober 2006 LJN AY9971 is de Raad van oordeel dat alle signaleringen op het resultaat functiebeoordeling dienen te worden toegelicht. Nu dit voor het nemen van het bestreden besluit niet gebeurd is, heeft de rechtbank terecht het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het besluit vernietigd. Het hoger beroep van het Uwv slaagt dus evenmin.
5.3. Nu in hoger beroep door middel van de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige van 15 november 2007 alle signaleringen voldoende zijn toegelicht en daaruit blijkt dat betrokkene in staat moet worden geacht de geduide functies van productieplanner, verkoper groothandel en telefonist/ receptionist te verrichten, ziet de Raad aanleiding te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand worden gelaten.
6. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het Uwv te veroordelen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 644,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak, voorzover daarbij de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is opgedragen een nieuw besluit te nemen;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag groot € 644,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een griffierecht van
€ 414,- wordt geheven.
Aldus gegeven door H. Bolt als voorzitter en C.P.J. Goorden en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.W.A. Schimmel als griffier, uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2008.
(get.) H. Bolt.
(get.) M.W.A. Schimmel.
OA